Proëzie Marco Termes

Elke laatste zaterdag van de maand even na 16.00 uur brengt dichter en schrijver Marco Termes proëzie bij ZFM Zandvoort in het radioprogramma 'Zandvoort op zaterdag'.
Gemist? Alle proëzie-stukken van Marco lees en luister je hier terug.

Bofkont
Pech. Gewoon, stomme vette pech. Ongeluk overkomt ons allemaal. Tijdens werk,
thuis, onderweg. De een vaker dan de ander. Oorzaak en gevolg, synchroniciteit
volgens een bekend filosoof, karma, karakter. Volgens mij behoor ik tot de laatste
soort. Het uitstervend ras Homo Optimismus. Relaxed (zeg gerust: ‘suf’) denk ik nét
even te vlug, te vaak: het komt wel goed; dat heeft de ander geregeld; dat kan net; te
bijdehand tegen de verkeerde klant, op het verkeerde moment; dat gaat niet stuk,
enzovoort. Aanname is de moeder van alle fuck ups. Nu wilde ik hier een kleine
opsomming geven van - soms lollige - ongelukjes door mijn leven heen. Voorbeelden
van Termes als brokkenpiloot. Mijn lijf is bekend met verband en gips. Mijn lichaam
een geteisterde pleisterplaats. Gebroken oogkas, ellepijp, spaakbeen, stuitje,
klaplong, builen, blauwe ogen, open wonden (58 hechtingen is mijn pr),
bloedneuzen, dat soort zaken in de loop der tijd. Maar zo wordt een gedicht al snel
een litanie. Wie houdt er van een zeikende, oude schrijver? Ik in ieder geval niet.
Lees de krant, volg het nieuws op internet en tv, praat met mensen. Zwembaden vol
ellende en depressiviteit. Mijn pech valt mee. Zoveel mazzel in mijn leven gehad, dat
er nauwelijks iets te wensen overblijft. Eigenlijk mis ik niks. Geluk is ook een kwestie
van relativiteit.
Marco Termes

Oom Piet
Mijn oom Piet was het archetype ‘echte’ man. Decennia prewoke werd een ietwat
macho nog positief voorgesteld. Ernest Hemmingway was zijn held, dan weet je het
wel. De avontuurlijke Einzelgänger. Knap, spannend, vierkant, hoffelijk en charmant
voor vrouwen. Oorlog. Engelandvaarder, verzetskruis. Piet zei niet te veel. Hij zei niet
te weinig. Als je hem ergerde, kon hij scherp uit de hoek komen. Erg vaak, erg raak.
Nors. Fors gebouwd. Stuurman op de grote vaart, daarna de strandtent van opa
Jaap overgenomen. Geen opgeklopt vrolijke gastheer. Ook niet in zijn laatste zaak,
Café Hollandia in de Zeestraat. Kroegbaas zijn, paste hem niet. De meeste gasten
waren hem eerder tot last. Café en pand goed verkocht; vroeg met pensioen. Privé.
Schelpenplein 18. Koffie, whisky of port, sigaretten zonder filter, de kranten die hij
spelde. Wereldnieuws, politiek, sport. Als hij je mocht, kon je bij hem binnenkomen,
wanneer je maar wilde. Mijn broer liet hij na kloppen op het raam - hij keek hem
expressieloos aan - doodleuk buiten staan. ‘Paljas’, zei hij tegen mij. Geen
poppenkast. Je wist wat je aan hem had. Zijn mooie vrouw Sini Tabak was een
schat. Jong overleden. Daarna is oom alleen gebleven. Piet hield van schaken. Ooit
podium geëindigd op het Hoogoven Schaaktoernooi. Hij bestudeerde partijen,
speelde ze na. Toch, het leukste is spelen met z’n tweeën. ‘Potje, Marco?’ Ik was
pas elf. Zeer vereerd. Wit begint. Zwart wint. Zijn smakelijke lach, want ik tuinde in
het herdersmatje. We schudden elkaar de hand. ‘Mannen’. Schaken had ik van zijn
jongere broer, mijn pa, geleerd. De volgende partij zette ik hem mat. Geen lach, dit
keer. Piet was daadwerkelijk van slag. Uit zijn prijzenkast haalde hij de trofee die hij
in Wijk aan zee had gewonnen. Een door Max Euwe gesigneerd lesboek deed hij
erbij. Traag - zoals sommige vriendschappen over jaren ontstaan - raakten we erg op
elkaar gesteld. Ik heb hem nog vaak bezocht. Schaak hebben we nooit meer samen
gespeeld. Misschien iets met vernedering en trots? Kweenie. Verliezen van je neefje
van elf zal best vervelend zijn. De grootste zeges, behaal je toch op jezelf. Dat heb ik
oom Piet nooit verteld. De schoonheid van de imperfecte mens, is mij genoeg.
Marco Termes

Poezie is…
Poëzie is dat wat onbeschrijflijk is, onder woorden brengen.
Poëzie is het onvervangbare kwetsbare vervangen door
zinnen en het daardoor onkwetsbaar maken.
Poëzie is het buitenste binnen halen en het binnen binnenste
buiten halen, om vervolgens het binnenste weer buiten te halen.
Poëzie is de foto van je kille ex toch op je bureau laten staan omdat
je niet meer in haar gelooft, maar wel in liefde. Je hebt daarmee de
liefde lief; ook dat is poëzie.
Poëzie is een groot geheim dat iedereen kent, die durft te voelen.
Poëzie maakt van kijken: zien en doorzien. Poëzie geeft onmacht stem.
Poëzie is feesten vieren, en falen koesteren. Poëzie is leven vóór de dood.
Het onooglijke, verworpene, verlatene laten bloeien.
Poëzie is slenteren, stilstaan en denken terwijl massa en leger marcheert.
Zonder dwarsliggers geen stabiele rails. Poëzie is: ‘Waarom?‘ en ‘O, ja.’
Poëzie is residu. Poëzie is van oud brood een feestmaal weten te maken.
Poëzie is de hemel strelen en tegelijk de grond kussen waarop je staat.
Ze is horizon en hier, in een. Verlangen en hebben tegelijk.
Poëzie is alles van een afstand bekijken, en met elk woord dichterbij komen, tot je niet meer verder kunt. Met je tenen tot de kloof durven komen. En dan ook die afstand, geschapen door angst en liefhebben, in breedte en diepte trachten te overbruggen in woorden.Poëzie is zelfs hufters liefde geven, juist omdat ze het niet verdienen.
Poëzie is wegen met zinnen maken. Want wat anders is creativiteit, dan het vermogen om andere manieren te vinden langs onkunde en schijnbare onmogelijkheden? Niet slechts omdat je kunt, maar als in een evolutionaire natuurwet wil en moet.
Poëzie is diversiteit waarderen -hoe ver de randen ook van elkaar verwijderd zijn - en saamhorigheid boven eenheid scheppen. Jezelf tenslotte neerleggen en daarmee de kloof overspannen, zodat leven en zelfs dood via jouw ideeën over kunnen steken.
Poëzie is het onbegrijpelijke, onbenoembare omarmen in zijn eenzaam bestaan.
Poëzie is van schaduw licht maken.
Poëzie is durven bekennen verliefd te zijn op het overweldigende Alles en Niets buiten en binnen jezelf. Engelen, monsters, mensen voeren met jezelf.
‘Hier is mijn lijf. Hier is mijn leven. Hier is mijn liefde.’
Voor alles is poëzie durf.
Durven ‘mens’ te zijn, een god gelijk
…en dat te schrijven
…en dat te delen
…en dat te geven.
Marco Termes
Foto: Marco Termes

Alles met jou
Met jou wil ik nog altijd wakker worden, in onbekende steden. Zonlicht anders
in kamers binnen zien vallen dan thuis. Nieuwe geuren ontdekken op drukke
markten in verre landen. Onbekend snoep proeven. Levenskracht delen
met kinderen die schril gillend met elkaar spelen op kleurige pleinen.
Onuitspreekbare recepten laten bereiden door forse kokkinnen met wit schort en
mollige handen, die later met een brede glimlach door een kralengordijn het aftandse
restaurant komen binnenstappen, op jacht naar vette complimenten. Dronken
worden van kleine glaasjes met geniepig sap die de lokale kerels stoer
achterovertikken en met een klap op de kale vierkante houten tafel zetten. ‘Aaahhhh’
met hen verzuchten, terwijl jij hoofdschuddend wijs naar me kijkt. Ik weet dat je ons
thuis zal brengen. Zwalkend, onzin pratend in de schemer, door straten die me
onbekend lijken. Je hebt de weg onthouden, zoals altijd. Op de rand van het bed help
je me uitkleden. Je kust me, sust mijn slappe excuses en legt me als een weerloos,
groot kind te slapen.
Pietà. Je vouwt mijn nieuwe koele linnen broek op, en zet de
gemakkelijke goede schoenen die ik van de week met jou heb gekocht in de hoek
zodat ik, morgen in de morgen, niet mijn dunner wordende nek breek als ik volkomen
suf de gordijnen open. Glimmende leien- of tinnen daken en bakstenen schoorstenen
in de verte. Je glimlacht om mijn verfomfaaide slome kop en bloeddoorlopen ogen.
‘Ja. Ik ben jouw geniale idioot.’ Vrouwen zijn moeders en mannen zijn kinderen. We
doorzien onze rol. Niets is echt dan onze lol en liefde. Spelen verstoppertje om
gevonden te worden. Expres zoek je langer. Mijn glimlach is belangrijker voor je dan
het winnen van dit oeroude spel. Ik maak ons zo ontbijt maar kruip eerst nog even
naast je en voel de nieuwe dag al volop tot leven komen in je heerlijk lijf. Het mij
jaren zo trouw toevertrouwde goddelijke wonder. Mijn dame. Mijn vriend. Mijn lief.
Mijn vuurwerk tot de dood ons scheidt.
Marco Termes

Daarom
Zullen mijn woorden stuifmeel zijn. Letter voor letter, van stamper tot stempel.
Vlinders en bijen als zij zijn, laten lezers bomen en bloemen bloeien. Zal dit gedicht
slechts één mens aaien, wordt er toch gezaaid. Stel de vraag: ‘Waarom?’ Het hart -
eenmaal geraakt - wordt haar boodschap van diepste waarde van mens tot mens
doorgegeven. Vruchtbare eindeloze velden met wuivend graan; tuinen met sappig
fruit tot resultaat. Zal dit gedicht stof zijn. Stof tot nadenken, heeft nog nooit iemand
dom gemaakt. Het idee is de draaiende, lauwe bries die zacht, zeer zacht, de
bladeren laat ritselen. Zo de naderende storm aankondigt. De nederlaag van
dictators. Het Kwaad op de knieën voor poëzie. Elk gedicht dat fluisterend om liefde,
verdraagzaamheid en vrijheid vraagt, is de gestaag vallende druppel die knellende
betonnen dogma’s en brute wetten vervaagd. Wapens zullen zwijgen. Uiteindelijk.
Kunst is de ontembare kracht van zacht. Haar boodschap onverwoestbaar. Geweld
brengt geen oplossing. Een gedicht wel. Zeker, zeg ik. Vrede, vrede, vrede. Daarom
staat dit er. Daarom.
Marco Termes
Foto: Marco Termes

Eerlijk
Eerlijkheid is een manier om tot een bepaalde vorm van waarheid te komen. Sociaal
gezien mondt dit maar al te vaak uit in frictie. The noble art of making enemies. Als
schrijver van fictie, zit ik dagelijks zaken te verzinnen. Met enige kennis en een
ongezonde dosis doorzettingsvermogen creëer ik een schijnwereld van vriendschap,
liefde en verraad. Vaak verraad van de dodelijke aard. Het nadeel van eerlijkheid, is
niet voor niets de titel van een van mijn boeken. In het dagelijks leven streef ik er
naar, een eerlijk mens te zijn. Tot falen gedoemd, uiteraard. Ook als je het niet wilt,
lieg je heel wat af op een dag. Daar hoef ik me niet voor te schamen. Politici,
reclamemensen, televisiedominees, gebedsgenezers en influencers hebben er hun
vak van gemaakt. Middenstanders vertellen hoeveel korting je krijgt, maar nooit
hoeveel je teveel betaalt. Als ik op straat een bekende tegenkom die een larf heeft
gebaard, kijk ik in de kinderwagen. Al is de baby lelijk als de nacht, dan vertel ik de
trotse moeder niet, dat ze een gedrocht heeft voortgebracht. ‘Koetsjie, koetsjie,
koetsjie koe. O, gaan we naar me lachen, ja?’ In de kroeg ben ik mild voor idioten. Ze
zijn veruit in de meerderheid en er zitten erg sterke exemplaren tussen. Een goed
gesprek is meegenomen, al ben ik daar niet voor gekomen. Geestelijk vermoeid
hang ik aan de bar. Een enkel keer stapt er iemand over mijn flexibele, milde
grenzen. ‘Moe? Ach man, wat jij doet is toch geen werken,’ klinkt het met vilein
arbeidersdedain. Daarover ga ik met zo’n kerel niet discussiëren. Stoïcijns zal ik hem
fijntjes zeggen, dat hij het schoolvoorbeeld is van het Dunning - Kruger effect.
Uiteraard zonder het hem uit te leggen. Dat zal hem leren.
Marco Termes
Afbeelding door Hans van Pelt

Op café
Op de meeste vragen, heb ik standaard antwoorden. Het maakt je vertrouwd.
Eenvoud siert de mens. Zit trouwens de gehele dag al nieuwe dingen te verzinnen, of
hetzelfde, anders geformuleerd. Als je - zoals ik - een flink aantal jaren schrijft,
verwordt je denken tot een vermomde herhaling van zetten. Je kunt je denkpatroon
niet om de haverklap resetten. Zo devalueert kunst tot kunstje. Gelukkig letten de
meeste mensen niet op, of het interesseert ze geen bal. Dat kan natuurlijk ook.
Trouwe lezers zijn gewend aan mijn stijl. Als je niet aan hun verwachtingen voldoet,
reageert men geschokt. Liever maak ik geen deining. Woeste branding laat ik over
aan Poseidon, zee en strand. Daarom sjok ik door in zinnen. Zo nu en dan een lollige
vondst die later door mij - in een ander gemoedstoestand - weer wordt verwijderd.
Leven is kleine variaties op een thema, dat jij jezelf hebt toegedicht. Ik sta op, zet
koffie, douche, ga aan het werk. Het huishouden, krant lezen, eten doe ik
tussendoor. Elke middag rond half zes slenter ik naar mijn stamcafé. Dezelfde
gezichten, dezelfde verhalen, hetzelfde geklaag. De zakenmannetjes, de stukadoor,
een boekhouder, caissières, doktersassistenten, ga zo maar door. Toch, ik houd er
van. Het is liefde, al is het nuchter niet te doen. Die dronken dichter aan de bar, te
midden van die mooie, ‘gewone’ mensen, ben ik. Morgen verder met hetzelfde, maar
dan net even anders. Nog even doorzetten. Mijn briljante leven. Voorspelbaar
wellicht, toch schitterend in al zijn facetten.
Marco Termes

Balie 3
Ze had een zwart snorretje, dat haar niet misstond. Het soort nare, zure dame
waarvoor ik ooit de spreuk: ‘Niet alle vrouwen gaan op hun moeder lijken.
Sommigen worden erger’, heb bedacht. Ons praatje op afspraak vond plaats bij een overheidsinstelling dat burgers bij voorbaat diep haat.
Haar zinnen klonken alsof ik mij de laatste jaren dagelijks in het bloed had gebaad van jonge maagden, die ik eigenhandig om het
leven had gebracht in mijn sinistere kasteel, hoog op een rots buiten ons dorp.
Voor de goede orde: dat is niet zo. Je weet namelijk maar nooit met mededorpsbewoners.
Die zijn altijd te porren voor een frisse lynchpartij.
‘Goh, mijnheer Termes. Twee romans en drie dichtbundels in vijf jaar?’ Ik, trots: ‘Ja, mevrouw de ambtenaar.’
Haar blik werd streng. ‘Wel, het is leuk dat u een hobby hebt. Hoe zit het met werk?’ Nou ben ik een rustig, vredelievend persoon.
Humanisme staat bij mij hoog in het vaandel, maar op zulke momenten flitsen beelden door mijn hoofd die lieden in de
geesteswetenschappen geweldadige incursieven noemen. Ik zuchtte, zweeg.
Als gesprekken met ambtenaren en telefonisten van tergend trage bedrijven me iets hebben geleerd, dan is het niet direct te
zeggen wat ik denk. Dat werkt contraproductief. Het lucht op, iemand aan de telefoon ‘walgelijke kwal’ te noemen, maar de vreugde is slechts van korte duur.
Als het contact wordt verbroken moet je namelijk weer achteraan aansluiten in de rij van creperende bellers.
Uiteraard nadat je je eerst opnieuw minutenlang door het telefoonmenu hebt geworsteld, dat meer keuzes kent dan uw doorsnee buurtchinees.
Terug naar de dubbele crux van dit gedicht. Schrijven. Werk. Als u mij om een gunst wil vragen doe dat gerust, maar wees direct.
Van uw trieste amateurtoneel om uiteindelijk tot het eigenlijke punt te komen, word ik gek. Echter, bij voorbaat.
Nee, ik vind het niet leuk om gratis stukjes voor u of uw enge clubje te schrijven. Ik schrijf graag, dat is heel wat anders.
Je hebt ook banketbakkers die vrolijk taart bakken, daarom moet je er nog wel voor betalen.
Mensen barsten altijd van de ‘goede’ ideeën. Vervolgens vragen ze jou, of jij ze gratis wil uitvoeren. Nee, dus.
Voor mij is kunst maken werk. Het is de grote kunst er voor betaald te krijgen.
Marco Termes
Foto: Marco Termes

De verkeersregelaar
Zandvoort. Eind augustus, donderdagochtend vroeg. Het volk in rep en roer, want
onze halfgod van gaspedaal en benzine doet deze week ons dorp aan. Formule 1
koorts beroofd de mens hier al minimaal een maand massaal van basaal gezond
verstand. Ik woon vier hoog bij een kruispunt. Boulevard, strand, circuit dichtbij. De
verkeersregelaar komt ruim een half uur eerder dan zijn rooster voorschreef, schatte
ik. Zijn collega’s verschenen veel later. Een teken aan de wand. Hier arriveert een
man die zijn werk uiterst serieus neemt. Zonnebril met gouden rand op de Lombroso-
schedel, portofoon op de heup. Een heuse stoere cowboy in een Western.
Piefpafpoef. Hij draagt een knalgeel pak. Gevarendriehoek op de borst met
uitroepteken, dat schreeuwt: ‘Hier wordt niet gespot met macht!’ Direct kwijt hij zich
van zijn taak. Meeuwen, mussen, spreeuwen worden van verkeersborden
weggejaagd. Op de wet wordt niet gepoept. Hekken met strenge verboden plaatst hij
millimeter nauwkeurig op straat. Waar hij gaat en staat, heerst orde. Als een
psychotische reuze-kanarie in een kooi hipt en trippelt hij over de stoep. Oefent zijn
gezicht een paar keer in norse onkreukbaarheid. Meermaals test hij zijn schrille fluitje
op denkbeeldig verkeer. Hij is klaar voor de strijd. Helaas is er nog geen auto in het
vizier en verloopt alles vlot. Net hier, maar eigenlijk ergert hij zich al rot. Zelfs geen
fietser te zien maar onze autocraat is toch al driftig aan ‘t zwaaien. Ah, daar een
bejaarde die zich gedraagt als gevaarlijk wetsovertreder. Anarchie ligt op de loer. Met
opgeheven wijsvinger wordt de man teruggewezen. Honderd meter terug. Dáár moet
hij oversteken. De bejaarde slenteraar knikt braaf, ook al had hij daar naar de
overzijde kunnen lopen. Maar dat had flexibiliteit van de Grote Gele Leider geëist.
Blijkbaar weet de oude van dagen uit ervaring wat macht kan doen met kleine
geesten en een overheid die zichzelf overschat. Met wrange glimlach om de lippen
bekijk ik de tragikomedie. Zuchtend sluit ik de gordijnen. Werken. Vanavond ga ik
feesten in het dorp, terwijl ergens in een buitenwijk van een stad de verkeersregelaar
zoet zijn ogen sluit en - hopelijk voor hem - heerlijk gaat dromen van een
gehoorzaam volk dat voor zijn orders rilt. Machtshonger wordt ook gestild terwijl men
slaapt.
Marco Termes

Liefde
Wat de titel betreft: toen ik nog niet wist waar dit samenraapsel van woorden en
gedachten - in zo natuurlijk mogelijke cadans - over zou gaan, was ‘liefde’ het eerste
woord dat in mij opkwam. Nou zegt dat op zich niet zo veel. Ik ben een dichter. Met
alle poëten die eeuwenlang, wereldwijd gedichten over liefde hebben geschreven,
kun je de Amsterdamse grachten dempen, met het behoorlijk diepe IJ erbij. De
tijdelijke bewustzijnsvernauwing veroorzaakt door lust en illusie, maakt heel wat
zinnen (in alle betekenissen van de term) los in de mens. Waarom dan toch nog een
gedicht over liefde? Is genoeg, dan niet voldoende? Wellicht wat voorbeelden om het
licht te laten schijnen, in de duisterste uithoeken van onze geest. Daar waar we
anders zo gemakzuchtig over heen kijken. Een zoon van ver in de vijftig die jarenlang
dagelijks zijn hulpbehoevende moeder wast en verschoont. Een vrouw die haar man
met Alzheimer voor de zoveelste keer geduldig uitlegt wie ze is en hoe ze heet.
Samen zingen ze liedjes uit hun jeugd, voor zover hij de tekst nog weet. Liefde komt
in vele vormen, van schitterend tot tenenkrommend. Dat inzicht moest op mijn
manier worden verteld. Vandaar dat u dit gedicht nu leest. Liefde.
Marco Termes

Fußball en ander klein leed
“Kein keloel. Fußball spielen!” citeer ik de legendarische Oostenrijkse coach Ernst Happel. Kroeg. EK-voetbalwedstrijd. Engeland tegen Duitsland. De stemming zat er goed in.
Onze oosterburen stonden nog niet achter. Opeengepakt. Drie dames en ik aan een tafel. Teutoons charmant. De forse tantes iets jonger dan ik, dus te oud voor mij.
Stevige types uit de geestelijke gezondheidszorg. Voelde me als dorstig patiënt direct op mijn gemak bij ze. De jongedame van het trio leek sprekend op een van de twee.
Mädel bleek in het verkeerde vak verzeild geraakt. Onroerend goed. Hoop geld maar nu al ongelukkig. Moeder overste was goed gebekt.
Niets mis mee. Ik houd er alleen niet van als ik een vraag stel aan dochterlief dat de werpster van de blonde larf antwoord geeft.
Toen mij dit ten tweede maal overkwam vroeg ik de dochter: ‘Und wann haßt Du deine Mutter kennen gelernt?’ Geen dijenkletser als anekdote, wel verbazingwekkend.
Ik heb drie Duitse vrouwen aan het lachen gekregen terwijl Duitsland ondertussen met 2-0 achterstond.
Marco Termes

Geer
In de Amsterdamse Waterleidingduinen kom ik op een zomerse dag een BN’er tegen. Hij kirt, kwettert en kweelt heel wat af op podia, teevee en in cafés.
We kennen elkaar. ‘Hééé, Marco.’ ‘Dag, Geer’. Blablabla, et cetera. Hoe het suffe gesprekje eindigt is wel enigszins interessant, omdat ik in mijn laboratorium der dierlijke eigenschappen vooral het menselijk gedrag bestudeer.
‘Ik ben lekker miljonair geworden en jij niet’, sloot hij bits af. ‘Dat is fijn voor je’, reageer ik gelaten.
‘Waar kwam dat nou opeens vandaan?’ dacht ik even later. Lang geleden heb ik een tijd met hem samengewerkt.
Mislukt popbandje, dansen in muziekprogramma’s, modeshows. Samen vreselijk gelachen.
Echter, als je maanden intensief met elkaar optrekt, kom je ook achter elkaars ‘geheimen’. Nu boeit iemands seksuele voorkeur mij geen ruk. Nooit gedaan.
Maar deze diva met leuning wilde toen niet dat derden wisten, dat hij op mannen viel. De kast waarin hij zichzelf had opgesloten, was steviger dan de kluis van oom Dagobert Duck.
Zelf ben ik opgegroeid met een ogenschijnlijk vriendelijk - door twijfels verscheurd - amateuracteur in de familie. Van nabij weet ik dus, hoe zwaar de zoektocht in het labyrint van hypocrisie kan zijn.
Daarom tracht ik vaak begrip voor ze op te brengen. Soms echter, rekenen voormalig dolenden - jaren later - anderen hard af op die pijnlijke voettocht door de hel.
Of ze nu schuldig aan hun lijden zijn of niet. ‘Geen groter fanaticus dan een twijfelaar die gekozen heeft.’ Misschien stond er nog een rekening open, vond Geer.
Gefrustreerde, megalomane egoïsten redeneren altijd maar een kant op. Hun gelijk. Hun succes. Hun leed. Hun geld. Uw geluk boeit ze niet. Ik heb geen antwoord
gevonden op zijn sneer. Meer dan eens, blijft de mens een raadsel van klatergoud. Ik hoop oprecht dat hij gelukkig is. Zo’n bitter zinnetje doet anders vrezen. Het voelt
leeg en eenzaam aan. Van ons twee, leek hij mij het bangst. Inderdaad bezit ik geen rooie cent, maar ben wel steenrijk.
Nooit hoef ik op een ander te staan, om groter te lijken. Daarnaast heb ik volstrekt maling aan mijn reputatie, of wat u van mij vindt.
Je moet zelf goed weten wie je bent. Wat heb je te verliezen? Je kunt hooguit doodgaan. Sterf dan als vrij mens, niet als slaaf van je angst.
Marco Termes
Afbeelding: Hans van Pelt

Buurman en buurman
Aankomende maand mei 2024 woon ik eenenveertig jaar in hetzelfde appartement. Je kunt mij inderdaad een bepaalde mate van honkvastheid verwijten.
Er zijn mensen die al nerveus om zich heen gaan kijken als de laatste gast van hun house warming party aangenaam beneveld de straat verlaat.
De man des huizes kijkt wat om zich heen en vraagt: ‘Schat, waar zullen we nu eens naar toe gaan?’
Soms wordt het structurele verlangen tot verhuizen tijdelijk opgevangen door een sleurhut achter een auto met trekhaak te hangen. Een caravan is slechts een lapmiddel.
Uiteindelijk wint de verhuisdwangneurose het eenvoudig van welbevinden. Hup, daar gaan ze weer. Nieuwe muren, nieuwe buren, nieuwe house warming. Zo niet ik, en ik niet alleen.
‘Buurman’ (zo spreek ik hem ook altijd aan) woont al achtendertig jaar naast me, in het kleinschalig appartementencomplex van een woningcorporatie.
Voor mij is dat, in relaties uitgedrukt: tweemaal samenwonen met een vriendin en een gruwelijk ijskoud huwelijk.
Buurman heeft de dames zien komen en zien gaan. Zo’n man draagt toch een flink stuk liefdesgeschiedenis van je met zich mee. Dat schept - of je het nu wilt of niet - een band.
Ook buurman kunnen we niet betichten van ziekelijke hypermobiliteit. Gelukkig maar. Hij is het archetype stugge Zandvoorter dat fysiek nog nooit de cirkel - die je denkbeeldig rond Zandvoort, Amsterdam, Hilversum en Leiden kunt trekken - doorbroken heeft.
“Wat heb ik er te zoeken?” was eens zijn heerlijk eerlijke antwoord op mijn vraag, of hij niet nieuwsgierig was naar de rest van de wereld.
Ik vermoed dat we elkaar mogen. Dat idee is gebaseerd op het feit, dat we elkaar altijd “gedag” zeggen. We maken vaak een praatje.
Daar horen over en weer geveinsde, speelse beledigingen bij. Het moet tenslotte niet te klef worden.
Ondanks AOW en pensioen houdt mijn buurman er een gedisciplineerde dag- en weekindeling op na, waarbij een Noord-Koreaanse militaire parade een chaotische rattenkolonie is.
Dat schenkt mij weldadige rust. Buurman en ik zijn al jaren vrijgezel. Ik, omdat ik een volbloed idioot ben, met wie geen zinnige vrouw het uithoudt. Buurman omdat hij slim is.
Al mijn ex-geliefden mis ik, in meer of mindere mate. Maar bij het idee dat mijn trouwe, oude buurman mij eens zal verlaten, rijzen de haren mij reeds te berge.
Marco Termes
Marco_Termes_-_Buurman___Buurman.mp3
Foto: Marco Termes

Strooiveld
Allerheiligen. Afijn, ik naar de begraafplaats. De lieverds gedag zeggen, de zerken
een beetje bijhouden. ‘Hup, naar Loes’, een dierbare vriendin die een paar maanden
daarvoor was overleden. Door coronamaatregelen niet bij de crematie geweest en
ook niet bij het uitstrooien van haar as. Zelfs nog nooit het strooiveld bezocht. Een
mooi, rond perkje met jonge beuk in het midden. Witte paal met allemaal zweverige
spreuken. Ik doe mijn prevelementjes. Ondertussen aai ik de boom. ‘Heb je het goed,
Loes? Witte wijn met ijs, Camel-peukies zonder filter, goed gezelschap? De groeten
van Dijk, Anne-Marie en Antoinette, etc.’ Komt er een dame aan. Vage kennis uit het
dorp. ‘Dag, mijnheer Termes. Praat u met bomen?’ ‘Nee, mevrouw. Een vriendin van
me, is hier uitgestrooid.’ Mevrouw glimlacht. Een beetje zoals aardige mensen tegen
idioten glimlachen. ‘Dit is niet het strooiveld, mijnheer Termes. Dit is gewoon een
perkje met een boom. Kom, ik breng u even.’
Ach, tijdens mijn leven ben ik wel vaker verstrooid.
Marco Termes

Anekdote
Het is geil en het ligt onder een perenboom? Mevrouw Perenboom. Met dit mopje is
mijn repertoire direct vrijwel uitgeput. Die paar van mij, zijn altijd kort. Een soort
noodvoorraad. Meer om er van af te zijn, als het gezelschap je grootogig zit aan te
kijken, waar jouw dijenkletser blijft. Heel soms pas ik me aan. Val al vaak genoeg uit
de toon. Moppen tappen is een aparte tak van sport. Sommige mannen - vooral
mannen - schudden ze zo uit de mouw. Als je om de eerste lacht, zien ze in jou een
slachtoffer. Dan zijn ze niet te stoppen. Bloedirritante soort. In de kroeg aan de bar,
tijdens tenenkrommende bedrijfsfeestjes en slaapverwekkende verjaardagen eisen
ze met hun verwrongen vorm van humor de aandacht op. Het zijn mensen die
praten, maar niet converseren. Een sappige anekdote kan ik waarderen. In enkele
zinnen legt het een onderliggende waarheid of karaktereigenschap bloot. Het zijn
souvenirs van een geleefd leven. Een situatie die je zelf hebt meegemaakt. Niet iets
dat je uit een moppentrommel haalt. Pronken met andermans veren, kan de grootste
idioot. Ik was een jaar of vijfendertig. Een paar maanden vrijgezel. In Zandvoort is
een schuine winkelstraat. Een prachtige klasse dame - helemaal mijn smaak -
beheerde er een zaak in glimmende snuisterijen en fournituren. Meermaals in het
voorbijgaan zagen we elkaar. Oogcontact, glimlach, glimlach terug. Op een van de
droge, rustige dagen begin herfst, trek ik de stoute schoenen aan. Ze staat achter de
toonbank. ‘Hi. Ik ben Marco Termes.’ ‘Dat weet ik’, kreeg ik bedeesd terug. ‘Wel, ik
vind je erg leuk. Zou je een keer met mij uit willen gaan?’ De dame draait zich een
kwartslag. ‘Dat moet ik even aan mijn man vragen.’ De verbaasde, sacherijnige eikel
bleek gewoon naast haar te staan. Die hele vent nooit gezien. Nou tap ik zelden
grappen, maar idioten zijn er in vele formaten. Kent u de mop van die twee mannen
die naar Parijs gingen?
Marco Termes

Domweg gelukkig …
in de Haltestraat. Variatie op een citaat. Begin winter. ’s Avonds, uur of zeven. Eigenlijk zes, maar zeven - die fijne jambe - bekt beter.
Het is al donker als middernacht. Bij café Fier, rook ik onder het afdak een sigaar. Kleine pauze van het drinken. Het regent. Het regent al dagen in Zandvoort.
Soms hard, soms zacht. Het regent. Soms: tak, tak. Soms tak-tak-tak. Soms takketakketak. ‘O jee, onomatopee.’
Later niet gebruiken, hoor Marco. U leest het. Eigenwijs als de neten. Glanzende tegels en klinkers. In de goten, stromen heldere beken.
Het gietijzeren rooster boven het riool vormt een waterval. Je hoort het kolkende vocht plonsen.
De verlaten winkelstraat. Het duister opgeheven door lantaarnpalen, kerstverlichting en glimmende etalages. Aan uit, aan uit, aan uit.
Gekleurd neonlicht weerkaatst in de plassen. Knipperende bloemen, speciaal voor mij. De dichter is een vlinder die zichzelf steekt, denk ik.
Rare, vaak loze zinnen verzinnen, dat doen dichters. Ik in ieder geval. Vooral ‘in den beginne’, als er nog niks op papier staat. Ideeën moeten rijpen als fruit. Indalen als baby’s.
Een bolle shoarmakoerier op een brommer raast voorbij, achtervolgt door een puber op een e-bike die pizza’s bezorgt.
Afgeleid van mijn voorbereidende werk, denk ik aan een paar van de lekkere meisjes die ik op internet heb gezien. Ik trek wat aan mijn sigaar.
Zo maar weer naar binnen. De dorpsgenoten trotseren. Over een uurtje naar huis. Misschien schrijf ik ooit een gedicht, dat ergens op slaat.
Voorlopig sta ik fijn in mijn eentje hier, op het terras bij café Fier. Domweg gelukkig in de Haltestraat.
Marco Termes

Welkom Twintigvierentwintig
Ik verklap het u alvast: Twintigvierentwintig gaat niet veel anders brengen dan drieëntwintig.
Dat is het voordeel van de relatieve rijkdom waarin we leven - in dit lieve vliegenpoepie - dat Nederland heet.
Eten, vrede, veiligheid, zijn voor de overgrote meerderheid, zekerheid. Je weet wat je hebt.
Weinig amplitudes, waardoor je zaken eenvoudig kunt voorspellen. Voor het buitenland durf ik hetzelfde te stellen.
Ellende schept net zo goed, een vast patroon. Ook in het komend jaar wordt de wereld geteisterd door oorlog, honger, dorst. Politici die beloven: “Dat alles goed komt.”
Als u scherp naar het verleden kijkt, weet u dat dit niet waar is. We geloven graag in sprookjes, als ze ons uitkomen.
Vraatzucht, haat, nijd, kinderarbeid, bestaan nog altijd. Ook in het komend jaar gaan er mensen dood die we nauwelijks kennen.
Een nare tante, oom, of rare neef, nog net bungelend aan een uiterste tak van uw stamboom.
Hier en daar een vage kennis; iemand die u gedag zei. Soms een praatje van minuten op straat. Dat zijn er maar een paar per jaar.
Leed is een kwestie van perceptie. Als een beroemd acteur of zangeres sterft, zijn we diep geschokt.
Bij tienduizend doden, een paar uur vliegen verderop, halen we onze schouders op.
Het nieuwe jaar gaat niets nieuws brengen, als we ongeïnteresseerd onze vrolijke dodendans verlengen. Oud & Nieuw is veel meer dan die tel, tussen dit en volgend jaar.
We zullen mee moeten veranderen, als u wilt dat het voor allen op aarde in 2024 beter gaat worden. Wij zijn de anderen. Als mensheid, zijn wij elkaar.
Ik wens u een gezond, gelukkig en voorspoedig nieuw jaar.
Marco Termes

Kerststukje
Wat hebben we toch haast. De grote Klaas is nog niet terug naar Spanje of we
richten ons op de volgende feestelijke campagne. Dagen zijn we aan het rennen
en plannen om onszelf eens flink te verwennen. Een rijk gevulde tafel, een volgepropte
snavel, een kerstboom met glinsterende ballen en later moet om klokke twaalf de
champagne knallen. Het zit ‘m niet in het eten of dure cadeaus. Nee, het gaat om het
idee. De kracht van de gedachte is het ware feest. Reflecteer. Realiseer. Sta stil bij
jezelf, de ander. Aandacht voor elkaar. Afstand is nog geen leegte. Alleen zijn, geen
eenzaamheid. Maar wanneer afstand leegte wordt. Alleen zijn, eenzaamheid. Waar
was jij toen afstand leegte werd; alleen zijn, eenzaamheid? Tracht lijden met
menselijkheid te overbruggen met liefde voor elkaar. De kracht en de macht van
aandacht. Besta jij, alleen? Dan bestá je alleen. Daarom. Verzacht leed door te
geven. Leren delen. Samen dragen, is samen leven. Samenleven, is samen dragen.
Marco Termes

Zo'n eindeloze dag
Als iedereen om wie je gaf vertrokken is. Wanneer je opnieuw hebt nagelaten iets
waardevols te zeggen. Je waadt uren door ‘geweest’ en ‘samen’. Je torst souvenirs
van links naar rechts, of andersom. Och, als het maar een plek heeft. Het vergaard
stof, tot je het oppakt. Van alles wat je ooit had gepland, vaag op had gehoopt, rest
niets. Ach, wat is fout gaan? Je leeft. Dromen zijn een boeggolf. Een luchtbel die
voor je neus tijd opzij drukt. Een mens staart vanuit het nu dingen na. Toekomst.
Geschiedenis. Muziek terwijl je werkt. Je staat voor het raam. Het is een mooie dag.
Herfst. De temperatuur nog aangenaam. Toch kondigt de winterse kilte zich al aan.
Hoog, een witte sliert ganzen. Je staart ze na. De foto’s op de vensterbank. Vader,
moeder, onuitroeibare: jij. Ja ja, ik heb de liefde lief. Teder. Kwetsbaar. Zelfs het licht
in de wolken breekt. Zacht. Maar het breekt. Zoals alles.
Marco Termes

Achteraf bekeken vooruitgezien
Het idee was simpel. De uitvoering niet. Het is nu eenmaal zo. ‘Soms kunnen zaken
simpeler maar niet simpel.’ Mijn gehele leven hoor ik al: ‘Over twintig/dertig/vijftig
jaar.’ Van voorspellingen wordt nauwelijks iets bewaarheid. De ongrijpbare toekomst.
Wie kan een maand, week, dag vooruitkijken? Beter het heden te
analyseren vanuit het verleden. Wat wij zeker weten, transporteren naar het nu. Ik
heb een dierbare foto bewaard. Mijn mini houtje touwtje jasje. Mijn stevige rode
schoentjes. Een mannetje van zes anno negentiendrieënzestig op Mallorca. Hetkartuizerklooster van Valldemossa.
Chopin en Sand. Zijn dodenmasker, zijn piano, een gipsen afgietsel van zijn
linkerhand. Mijn vader en ik lopen door de tuin van het complex. Zijn arm om mij heen.
Niemand is een eiland. Teder, warm ouderschap. Wie kon er achteraf bekeken
zo goed vooruit zien? Toekomstige herinneringen scheppen in je zoon. ‘Hier
heeft hij later wat aan.’ Het idee was simpel. De uitvoering niet. Achteraf bekeken knap
vooruitgezien. Vervolgens decennia later kunnen zeggen: ‘Inderdaad, jullie hadden
gelijk.’ Alleen al omdat dit er zestig jaar later staat: Papa, mama, Marco, Valldemossa, Mallorca.
Marco Termes
Marco_Termes_-_Achteraf_bekeken_vooruitgezien.mp3
Foto: Marco Termes

Zwerver
In een stad. Smalle, oude huizen, glazen kantoren, hoge daken, lange schaduwen.
Met sommige steden heb ik wel wat. Al is het maar om opgelucht terug te mogen
keren naar de schijnbare eindeloosheid van strand, duinen en zee. Op gesprek
geweest bij een uitgever. Een mens krijgt soms heel wat te verstouwen. Het eerste
wat ik deed toen ik buiten op de stoep stond was diep ademhalen en uitblazen.
Richting Centraal station stuitte ik op een lieflijk stadspark. Zonnestralen gingen als
heldere, rechte beken door het duistere lover van bomen. Wat kronkelende paadjes,
gras, spelende kinderen, een aanlokkelijk bankje om een en ander te overdenken.
Een trein later, geen probleem. Daar zat ik. Een haveloze man kwam aangesjokt. Hij
zette volle plastic zakken neer op de grond. ‘Is er plek voor twee?’ Ik knikte. Hij nam
naast mij op de bank plaats. We zwegen. Minuten verstreken. Toen ik opstond zei
hij: ‘Dag. Bedankt.’ En dat terwijl ik hem niks had gegeven dan wat ruimte. Wat
leegte om te delen.
Marco Termes

Aardig
Als je aardig bent, glimlach je als je andermans grut ziet. Je houdt van kinderen. Ik heb ze helaas zelf niet. Neem mijn exen. Niet een wilde deze aardige man als vader
voor hun leg. Liever geld, zekerheid en eindigen met een saaie, kille zak. Als je
aardig bent, verslijt men je voor gek. In elk gesprek leg je het af, omdat jij nadenkt
over wat men zegt. Vlotte kletsers herkauwen en braken braaf hun lesjes. Je
relativerende argumenten blijven ongezegd. Altijd ben je net te laat. Behalve op
afspraken. Dan ben je op tijd. Aardige mensen wachten heel hun leven op egoïsten.
Thuis dans je alleen of met je overleden moeder. Je zingt terwijl er niemand is. Als je
ziek bent, praat je jezelf beter. Je maakt bibberend kippenbouillon. Werk: af en toe
een waterig compliment: ‘Niet onaardig, Termes.’ Tijdens het wandelen praat je in de
leegte. ‘Kijk eens, hoe prachtig.’ Je moedigt jezelf aan: ‘Niet zeuren, vriend!’ Aardige
mensen willen nog weleens streng zijn voor zichzelf. Straf. Soms terecht. Soms
onverdiend. Je bent aardig op weg naar het gesticht of je graf.
Marco Termes

Een zwaar licht, liefdesgedicht
Afgemeten aan de esthetische normen van onze tijd waren ze monsters om te zien.
Vet als gestolde witte lava achter een dam van uitgerekte mensenhuid. Zij had
roodgeverfd piekerig haar. Hij had een rug vervormd door scoliose, die evenwel
prachtig in balans hing met een uitgezakte buik. Zijn grote hoofd niet in verhouding
tot zijn smalle schouders. Zo liepen zij naast elkaar over de Burgemeester
Engelbertstraat over het trottoir. Gestulpte, anachronistische sauriërs in slow motion,
waggelend op zoek naar grazige weiden in supermarkt Dirk van de Broek. Wellicht
traag - maar zo snel zij konden - op de vlucht voor een enorm, prehistorisch
carnivoor. Hun handen zaten palm aan palm geklonken. Ze schommelden - vingers
innig, in korte eeuwigheid verstrengeld - contraritmisch mee op hun gang,
vastgenageld aan hun machtige, zware armen als dikke tuikabels van een hangbrug
over de kloof tussen man en vrouw, waar over ze elkaar naar wens konden bereiken.
Hun zinnen zweefden als vlinders op thermiek boven hun hoofden. Liefdedronken
fladderend in ongedurige afwachting om elkaar te kunnen beminnen op het
zonovergoten bloemenveld, waar later hun kinderen zich op hun gemak konden
volproppen, tot ook zij zouden verpoppen en vervlinderen.
Marco Termes

Het verschil tussen ruimte en leegte
Iemand die er geen verstand van had, stond voor me op de dorpsbraderie. Paar
biertjes op. Heel wat mans. ‘Je moet eens wat anders schrijven dan over dat wijf dat
je verlaten heeft.’ Niet dat deze man ooit iets van mij had gelezen. Maar dat doet er
bij dorpsgenoten niet toe. Van horen zeggen is voor hen meer dan voldoende. Ik heb
hem gezegd dat ik mijn best zou doen. Ziet u, eigenlijk had hij wel gelijk. Mijn
gedachten, gedichten en boeken zijn gelijmde scherven. Vanochtend lag de wereld
achter het raam er verlaten bij. De zee bewegende eenzaamheid. Ja, een schip in de
verte. Meeuwen. Wolken. Vitrages van regen. Harde wind in vlagen. De golven
woest en wit als lakens na een slapeloze nacht. Gekromde mensen op de boulevard.
Komma’s in de storm. En de ruimte. De mateloze ruimte van hier tot einder. De
eindeloze ruimte die je zocht. Deze ruimte die ik hier heb, die niet genoeg ruimte
voor je was. Ruimte gaat over ruimte. Leegte gaat over jou. Leg dat maar eens uit
aan zo’n man op een dorpsbraderie die naar bier ruikt.
Marco Termes
Marco_Termes_(pro_zie)_-_Het_verschil_tussen_ruimte_en_leegte.mp3
Foto: Marco Termes